In de praktijk wordt biofeedback regelmatig ingezet bij de behandeling van somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK). Patiënten die behandeld worden met deze techniek ervaren regelmatig minder klachten, maar de vraag is hoe dat komt. Het is de vraag of de afname van de klachten (de klinische effectiviteit) wel een gevolg is van het specifieke element van biofeedback, namelijk het leren herkennen en controleren van de fysiologische maat waar de behandeling op gericht is. Dat de behandeling helpt, zou namelijk ook door andere, niet-specifieke elementen kunnen komen, zoals aandacht en de verwachting dat het zal helpen. Dit artikel gaat in op de vraag of respiratoire en autonome biofeedback niet alleen ‘helpt’ maar ook ‘werkt’ bij SOLK, dus of er specifieke therapiefactoren aan te wijzen zijn.
Auteurs | Houtveen, J.H. |
---|---|
Thema | Hoofdzaken |
Publicatie | 14 juni 2016 |
Editie | Physios - Jaargang 8 - editie 2 - Editie 2, 2016 |
Na het lezen van dit artikel:
Er zitten geen programma's in het winkelmandje