Veel fysiotherapeuten vinden het optreden van winging en tilting lastig te corrigeren en daar komt bij dat er in de literatuur zeer beperkt evidence based informatie te vinden is. Het belangrijkste principe bij de controle van de scapula is dat het gewicht en positie van de arm een verstorende invloed hebben op de positie van de scapula. De thoracoscapulaire spiergroep moet anticiperen op deze krachtsuitoefening om een optimale positie van de scapula te waarborgen en zo bij te dragen aan een optimale stand in het glenohumerale gewricht. Het behandelen van fenomenen zoals winging en tilting is op te vatten als het corrigeren van bewegingsfouten. Inzichten over motorisch leren kunnen dan richting geven in de praktijk. In dit artikel wordt op basis van deze inzichten de oefentherapeutische interventie beschreven.
Thema | In de praktijk |
---|---|
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 3 maart 2010 |
Editie | Physios - Jaargang 2 - editie 1 - Editie 1, 2010 |
Na het bestuderen van dit artikel:
• begrijpt u waarom winging en tilting kunnen optreden tijdens armbewegingen;
• weet u wat de invloed van de scapulapositie is op de stand in het glenohumerale gewricht;
• kunt u specifieke onderzoeksinterventies verrichten bij verminderde scapulacontrole;
• kunt u beargumenteren welke motorische leerprincipes van toepassing zijn bij verminderde scapulacontrole;
• kunt u doelgericht een keuze maken in uitgangshouding en uitvoering bij oefeningen voor het verbeteren van de scapulacontrole.
Er zitten geen programma's in het winkelmandje