Een afwijkende positie en/of kinesie van de scapula kan bijdragen aan het ontstaan en instandhouden van schouderklachten zoals glenohumerale instabiliteit en het impingementsyndroom. Een goed gepositioneerde scapula zorgt voor behoud van de subacromiale ruimte, een goed contact in het glenohumerale gewricht en optimale functie van de aanhechtende musculatuur. Bij schouderpathologie blijkt vooral de functie van de m. serratus anterior verminderd te zijn. Dit kan resulteren in verminderde opwaartse rotatie en/of posterior tilt en onvoldoende controle van de scapula. Het is niet duidelijk of deze bewegingsafwijkingen de oorzaak dan wel het gevolg zijn van schouderpathologie. Alleen door klinisch redeneren op patiëntniveau is het mogelijk een hypothese op te stellen over de waarde van vastgestelde bewegingsstoornissen en daarmee de aard van zinvolle interventies.
Thema | In de praktijk |
---|---|
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 1 oktober 2009 |
Editie | Physios - Jaargang 1 - editie 1 - Editie 1, 2009 |
Na het lezen van dit artikel kunt u:
• gebruik maken van de gehanteerde bewegingsterminologie die van toepassing is op de schoudergordel;
• beschrijven wat de normale en afwijkende rustpositie van descapula is;
• benoemen wat bij het eleveren van de arm het normale bewegingspatroon, scapulohumerale ritme en eindstand van de scapula is;
• beschrijven wat de belangrijkste aspecten zijn van de bewegingsaansturing en stabiliteitsfunctie van de scapula;
• benoemen wat de karakteristieken zijn van de meest voorkomende bewegingsafwijkingen;
• deze informatie toepassen in uw onderzoek van een patiënt met schouderklachten.
Er zitten geen programma's in het winkelmandje