Lineaire causale verbanden tussen aandoeningen, stoornissen en beperkingen zijn zwak of niet aanwezig bij klachten van het bewegingsapparaat. Tijdens het fysiotherapeutisch redeneerproces wordt de aanwezige aandoening van het bewegingsapparaat als een ‘constraint’ (inperking) voor het neuromotorisch systeem beschouwd. De ICF wordt gebruikt om de restcapaciteit van de patiënt te bepalen. De fysiotherapie richt zich daarbij niet alleen op de beperkingen die de patiënt als gevolg van de aandoening ondervindt, maar ook op de acties die de patiënt nog wel kan uitvoeren, oftewel welk specifiek deel van de oplossingsruimte gebruikt wordt. De rijkgevulde ‘gereedschapskist’ van de fysiotherapeut met interventies zoals geleid actief bewegen, massage en mobilisaties kunnen worden ingezet om de restcapaciteit te vergroten of te optimaliseren.
Auteurs |
Hullegie, W.
Bosga, J. Roelofsen, E. Cingel van, R. Meulenbroek, R |
---|---|
Thema | Motorisch leren |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 12 september 2013 |
Editie | Physios - Jaargang 5 - editie 3 - Editie 3, 2013 |
Na het bestuderen van dit artikel:
• kent u de begrippen oplossingsruimte en restcapaciteit;
• vraagt u zich bij persisterende klachten af of er sprake is van een ‘bad habit’;
• kent u de drie dimensies die de oplossingsruimte omspannen;
• houdt u bij de behandeling rekening met motorische re-educatie.
Er zitten geen programma's in het winkelmandje