Dit artikel is het tweede deel van een drieluik over schouderklachten bij de bovenhandse sporter. Dit deel beschrijft het onderzoek bij schouderklachten van een bovenhandse sporter. Bij de anamnese geven het ontstaan van de klachten, de status praesens en het belastingniveau aanwijzingen voor de mogelijke onderliggende pathofysiologie. Bij de inspectie moet er rekening mee gehouden worden dat er bij een bovenhandse sporter altijd verschillen zijn tussen de dominante en de niet-dominante zijde, en dat een afwijkende observatie niet per definitie een relatie met het klachtenbeeld hoeft te hebben. Een actief bewegingsonderzoek in stand kan binnen een paar minuten een goede indruk geven van de mobiliteit van de betrokken gewrichten. Imitatie van de sportbeweging tijdens het actief bewegingsonderzoek brengt mogelijk techniekfouten aan het licht en kan de bekende pijn provoceren. Krachttests zijn te gebruiken als prestatiemaat of als medebepalende factor voor terugkeer naar sport na een blessure. Hierbij staat vooral de balans tussen de glenohumerale exorotatoren en endorotatoren centraal. Met specifieke tests kan een anatomische structuur of pathofysiologisch mechanisme worden aangeduid als oorzaak van de klachten. De bevindingen uit het fysiotherapeutische onderzoek kunnen leiden tot een verwijzing naar een orthopedisch chirurg. Daarna besloten worden tot een operatieve interventie of het (ver)volgen van een fysiotherapeutisch behandeltraject. De fysiotherapeutische behandeling komt in het derde deel komt aan bod.
Thema | In de praktijk |
---|---|
Publicatie | 14 december 2016 |
Editie | Physios - Jaargang 8 - editie 4 - Editie 4, 2016 |
Na het bestuderen van dit artikel:
Er zitten geen programma's in het winkelmandje