Lage rugpijn is een veelvoorkomende aandoening van het bewegingsapparaat en daarom is de diagnostiek ervan een regelmatig terugkerende exercitie voor de fysiotherapeut. Over de waarde van de pijnlocatie bij de diagnostiek van lage rugpijn is gebrek aan consensus in de literatuur. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van enkele experimentele studies naar de pijndiagnostiek bij lage rug- en beenpijn. De discus intervertebralis, de sacroiliacale gewrichten en de facetgewrichten zijn de drie meest voorkomende noxische weefsels bij lage rugpijn. Ongeacht de aan- of afwezigheid van bovenbeenpijn komt discogene problematiek significant meer voor bij de jongvolwassen populatie, terwijl bij ouderen bovenbeenpijn indicatief is voor facetproblematiek. Bij radiculaire pijn is het uitstralingsgebied zelden conform de patronen in de dermatomenkaart. Het vergelijken van de pijndistributie bij radiculaire pijn met een dermatomenkaart heeft dus een beperkte diagnostische waarde voor het bepalen van het aangedane segmentale niveau.
Auteurs | Buijs, M. |
---|---|
Thema | Klinische vraag |
Publicatie | 29 september 2020 |
Editie | Physios - Jaargang 12 - editie 3 - Editie 3, 2020 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje